Als ik een boek les, dan plaats ik de scènes die zich binnen een huisakmer afspelen altijd in een voor mij bekende huisakmer. Hoe goed de schrijver de ruimte ook beschrijft, wat er in de kast staat en waar de keuken is en hoe de klok tikt, het wordt een variatie op een kamer die ik zelf van binnen ken. De huiskamer die ik in boeken zag, was altijd die van mijn ouders, de huiskamer waar ik in opgroeide. Daar vond Hersenschimmen van Bernlef plaats, daar zag ik een kleine Martin Bril lopen wanneer hij het over zijn jeugd had. De huiskamer die ik zie in de boeken die ik nu lees, is in Utrecht. Misschien is dat alles wat thuis zijn is.